Een onderzoek dat we onlangs uitvoerden voor een organisatie naar de samenwerking met haar leveranciers, zette me aan het denken. Het is namelijk niet alledaags dat een organisatie aan haar leveranciers vraagt hoe de samenwerking verloopt. Je zou denken dat je zelf de klant bent en dat het juist aan de leveranciers is om te vragen of jij tevreden bent. Maar er zijn meerdere ontwikkelingen in die richting. Beoordelingen in bedrijven zijn vervangen door 360° reviews waarbij alle lagen binnen de organisatie iets over de betreffende medewerker mogen zeggen.

De professionele samenleving wordt daardoor steeds platter. Dat wordt nog eens versterkt door de uitspraak die gedaan is door het Tuchtcollege waarin de advocaat die niet wil opstaan voor de rechter vanwege zijn geloof in het gelijk is gesteld.  Hiërarchie lijkt steeds verder te verdwijnen. Elk uiterlijk vertoon van respect voor een bepaalde professie of doelgroep stellen we ter discussie. Bij onze jeugd merk je dat ook heel sterk. Ze hebben een eigen mening en het is lastig om een puber te overtuigen van het tegenovergestelde.

Hoewel ik vrij ouderwets kan zijn in sommige opzichten, ben ik ook geen voorstander van hoe het vroeger was. Toen de leraar in de klas nog op een verhoging zat en mensen onder aan de ladder maar hun mond moesten houden. De ladder is daarmee een breed begrip want in grote gezinnen moesten de pukken ook gewoon hun mond houden. Jaren later kampen die pukken dan weer met bepaalde eigenschappen die ze zich hebben moeten aanleren om toch af en toe aandacht te krijgen toen ze jong waren en leer dat maar weer eens af.

Het onderzoek dat we uitvoerden onder 90 leveranciers gaf een opmerkelijk resultaat. De missie van de opdrachtgever is heel goed bekend bij haar leveranciers en zij proberen daar ook naar te handelen. Het gaat namelijk om het zelfstandig laten wonen van mensen met een verstandelijke beperking. Een ideëel doel. De samenwerking verloopt gemoedelijk en op basis van vertrouwen, inbreng vanuit de leverancier wordt gewaardeerd en men ervaart de samenwerking als partnerschap. Positief dus. Kanttekening is dat bij die informele samenwerking vaak de afspraken niet formeel worden vastgelegd in een contract.

En daar had het opmerkelijke resultaat mee te maken. Leveranciers die leveren zonder dat een en ander in een contract is beschreven, zijn van mening dat de samenwerking verbetert als er meer contact is. Dat gold ook voor leveranciers die elke week al contact hebben met hun klant. Dus het informele karakter kent als keerzijde dat er vaker afgestemd moet worden om de klokken gelijk te houden.

Een plattere professionele samenleving past binnen de huidige Nederlandse maatschappij. Met het automatiseren van ‘domme’ arbeid is iedereen tegenwoordig breinwerker geworden. We werken allemaal met ons hoofd. Al die breinen binnen een organisatie vormen het Corporate Brain van die organisatie.  Zelfs als het doel bekend is, is het erg belangrijk dat iedereen duidelijk weet wat en hoe hij daaraan bijdraagt. Anders krijgen we te maken met vals plat: het doel is duidelijk, iedereen doet zijn best en toch hebben we moeite om het te realiseren omdat medewerkers niet precies weten wat hun bijdrage is en naar beste weten doen wat hen goeddunkt. De optelsom van al die goede bedoelingen hoeft namelijk niet richting het gestelde doel te werken.

Onze klant heeft dan ook besloten om een poging te doen om wel warm en gemoedelijk te blijven en toch de samenwerking enigszins te formaliseren. Met 90 leveranciers wekelijks contact onderhouden is voor een kleine organisatie namelijk niet te doen. Dat is behoorlijk vals plat.

Mireille Schrijnemaekers, december 2009